Biopolymeren die in zee afbreken, dát zou een goed alternatief materiaal vormen voor pluis! Op 23 oktober spraken materiaalexperts elkaar over deze mogelijkheid. Conclusie was dat hier zeker kansen zijn maar dat het lastig blijkt om de mate van afbreekbaarheid in zee met zekerheid vast te stellen.
De afbreekbaarheid wordt bepaald door de chemische samenstelling van het product en de invloed van het biologische systeem daarop (zuurstof, water, temperatuur, etc.). De afbreekbaarheid is daarbij afhankelijk van de plek in het biologische systeem waar het materiaal terechtkomt (op de bodem/waterkolom, diep/ondiep, licht/donker, etc). Je kan dus lastig zeggen of een materiaal afbreekt in zee aangezien de zee niet een eenvormige omgeving is.
Meten is weten. Het klinkt simpel, maar uitspraken doen is vaak niet eenvoudig. Conclusies hangen af van wát je meet (O of C of een C residu of…)? En hoé je het meet (laboratorium of praktijk)? Of welke stap(pen) je meet? Er bestaan veel standaard testmethodes (bijvoorbeeld: ISO/ASTM/EN/OECD). De vraag is welke testmethode gebruikt dient te worden en wat zegt dat over de resultaten? In algemene zin kan wel gesteld worden dat er:
In de verdere discussie werd gefocust op de materialen die in water afbreekbaar zijn. Van deze materialen wordt het volgende geconcludeerd:
Tijdens het overleg is een lijst met potentiele afbreekbare polymeren doorgenomen. Daarbij zijn 3 als ‘geschikt’ bestempeld en 5 als ‘ongeschikt’. De kansrijke materialen worden in de komende periode verder ontwikkeld door o.a. het API. In februari 2016 worden de ontwikkelde materialen getest op slijtvastheid in het Visserij Innovatiecentrum in Stellendam.
De marktpotentie voor een in zee afbreekbaar materiaal is voldoende groot voor bedrijven om zelf te investeren in de ontwikkeling ervan. Het project VisPluisVrij faciliteert op dit gebied enkel nog door de materialen te testen (in een testbak en onder de netten).
terugHelp ons de zee pluisvrij te maken. Deel deze pagina met je vrienden en collega's!